Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [8]Gelijk hun kinderen hunner altaren gedenken, en hunner [9]bossen, bij het groen geboomte, op de hoge heuvelen. 8. De voorzegde boosheid der ouders blijkt aan de kinderen, wien zij de afgoderij zo ingeplant hebben, dat zij bij alle gelegenheid, waar zij bij een schonen groenen boom of op een schonen heuvel komen, niets anders in den mond hebben dan de afgoderij, die de ouders op zulke plaatsen bedrijven, en dat zij niets minder willen doen; vergelijk boven hfdst.7 vs.18. Anders: [zij gedenken] hunner altaren, enz. gelijk zij hunner kinderen gedenken; dat is, zij beminnen de afgoderij als hun eigen kinderen; zo zijn zij daarop verzot. 9. Of, bosgoden.